Een van de speerpunten van goede en veilige zorg, is dat de competenties van medewerkers passen bij de zorgvraag van clienten. Met een zwaardere zorgvraag en meer comorbiditeit (meerdere aandoeningen tegelijkertijd), wordt er steeds meer verlangd aan vakinhoudelijk handelen van zorgprofessionals. Het op orde houden van kennis en vaardigheden is dus van groot belang om veilige en verantwoorde zorg te geven. Veel teams binnen de zorg kampen echter met het fenomeen dat de scholingsprogramma’s van de instelling deels worden genegeerd en onvoldoende worden gebruikt door medewerkers. Dit leidt tot onbegrip onder leidinggevenden en staf. Hoe is het toch mogelijk dat medewerkers de beroepsstandaard niet opvolgen, zo is een veelgehoorde vraag. Het staat in hun taak- functie omschrijving en mensen worden toch betaald om professionele zorg te verlenen? Een aantal perspectieven over het waarom bevoegd en bekwaam blijven niet vanzelfsprekend is. 

‘Beroepsstandaard’ is een containerbegrip
Hoe vervelend het misschien ook is; wat er voor nodig is om de eigen beroepsstandaard op orde te houden wordt door iedereen op een verschillende wijze beleefd. De projectie vanuit de lijn, de staf en zelfs de beroepsorganisatie op wat gebruikelijk zou moeten zijn voor zorgprofessionals, wordt door de zorgverlener zelf toch echt dikwijls anders gezien als je erop doorvraagt. Ooit een opleiding genoten, zijn veel zorgverleners er diep in het hart van overtuigd dat het allemaal wat overbodig is om die standaard richtlijnen zomaar te volgen. Ze weten toch echt wel wat ze doen, hoor ik vaak terug. Immers, ze doen het iedere dag en ervaren dus dat ze veel ervaring hebben met hetgeen wat ze doen. ‘Zelfoverschatting’ is dan de mening van de beoordelaar, ‘te weinig respect voor mijn ervaring’ is soms het impliciete antwoord van de medewerker. Hoe dan ook, wat de beroepsstandaard is en wat gebruikelijk zou moeten zijn voor de een, is dat niet voor de ander.

Nu zorg verlenen, is beter dan investeren in iets dat indirect en slechts mogelijk iets oplevert
We doen vooral datgene wat waarderend op ons overkomt. Bij die waardering, zijn we dan ook nog eens extra gevoelig voor hoe snel en consequent die waardering volgt. Als zorgverlener wil je graag zorg verlenen. De feedback die je daarbij krijgt is onmiddellijk. Je maakt een verschil in het leven van clienten en patienten. Jezelf scholen over iets wat je eigenlijk al eerder als lesstof hebt gehad, geeft tijdsverlies in het proces van zorgverlening. Je directe cliententijd gaat namelijk naar beneden. Daarnaast zijn er werkgevers die scholing in de eigen tijd van medewerkers laten plaatsen. Dan gaat het dus ten koste van vrije tijd. Tel daarbij op dat de meerwaarde van die scholing niet altijd concreet gevoeld wordt, want de zorgverlener deed datgene al waarvoor hij of zij voor bijgeschoold wordt. Zorg verlenen is dus positief en de feedback is direct en consequent. Bij- en nascholen wordt dikwijls beleefd als overbodig en dus negatief en de feedback is indirect en niet consequent. ‘Werken aan je eigen professionaliteit’ is dus minder sexy dan het lijkt.

Taak- functie omschrijving en salaris zijn geen stimulerende instrumenten voor ander gedrag
We zijn zoals gezegd vooral gevoelig voor zaken die waarderend zijn. Als het ons verder helpt, volgen we graag datgene wat ons aangereikt wordt. Een taak- functie omschrijving is echter geen waarderend ding wat we ervaren, maar een document dat medewerkers aanreikt wat we zouden moeten doen. Het is niet meer dan een instructie zonder gevolgen, een wensdocument waarin staat waarop gehoopt wordt. In de praktijk wordt het ter kennisgeving aangenomen en wellicht nooit meer ingekeken. Oftewel, een taak- functie omschrijving zet niet aan tot anders handelen. Salaris is wel een waarderend ding zou je zeggen, maar ook hier helaas een weinig effectief instrument. Allereerst is salaris een materiele beloning en daar zijn we niet echt gevoelig voor. Sociale waardering is vier keer krachtiger. Daarnaast is het salaris een standaard wijze van waarderen, op gezette tijden. Zo’n type beloning zet niet aan tot ander gedrag weten we uit onderzoek. Het went en is daarmee weinig effectief als instrument voor stimulans.

De wijze van bij- en nascholen is soms niet helpend
Organisaties hebben over het algemeen de insteek dat een generieke aanpak de meest effectieve is. Immers, ‘de organisatie’ dient medewerkers te hebben die bevoegd en bekwaam blijven. Daarmee doen we niet altijd recht aan het leertempo en de leerwijze van individuen. Die verschillen namelijk. Daarnaast zijn bepaalde goed bedoelde ICT systemen niet altijd helpend, wordt een scholingsinstantie soms niet als waarderend ervaren en doen standaard modules niet altijd recht aan de individuele behoeftes van medewerkers. Het generieke belang van de organisatie strookt dus niet altijd met het individuele belang van de medewerker.

Bevoegd en bekwaam blijven dient dus met name het organisatiebelang en niet zozeer het belang van medewerkers. De kunst is dus om bij- en nascholen zo aantrekkelijk te maken, waarderend te maken, dat medewerkers zich wíllen scholen. Omdat er iets in zit voor hen dat ze willen hebben. Dat vereist meer dan het wijzen op de beroepsstandaard of het wijzen op de taak- functieomschrijving.